Zintuigen

1.
Haar hongerige ogen
stalen zijn blik.
Hij wist niet meer waar kijken.

2.
Haar handen voerden de zijne
naar haar bonzend hart.
Het gonsde door zijn vingertoppen.

3.
Haar lippen prevelden
zoetstoute woorden.
Hij wilde ze proeven.

4.
Haar haren zwiepten
speels langs zijn neus.
Hij kende zichzelf niet meer.

Reacties