Enigma

In het labyrint
ben ik
het vermiste kind.
Schaduwen
verlengen
het onbekende:
kip zonder kop
schrikt van de
vogelverschrikker.

Een drenkeling
in ondiep water,
die geen voet
aan grond krijgt
en af en toe
bovendrijft.
Zo zien mensen
dat ik toch
zwemmen kan.

In mijn hoofd
ben ik
tijdreiziger. 
Ik spring van nu
naar snel 
en tussendoor 
bezoek ik toen
en wat als: het
parallel universum.

Een waarzegster
die geen kaarten
kan lezen en
de glazen bol
misplaatst heeft.
Anderen lezen
is makkelijk,
maar hoe
ontcijfer ik mezelf?

In waarheid
ben ik
opsporing verzocht.
De trein dendert door
in seconden
volledig ontspoord.
Vol kleerscheuren
van muntstuk tot schroot
raap ik mezelf weer op.

Deze handen
willen veel, maar
kunnen is kennen
en kennen is beperkt:
van te veel te weinig 
en te weinig te veel.
Om interessant te zijn,
moeten verhoudingen 
in proportie zijn.

Tussen de lijntjes
ben ik
de uitschieter die
niet weg te gommen is.
Een hardnekkige 
koffievlek die na maanden
in het hout blijft staan.
Een doorn in je oog,
het laatste puzzelstuk.

Manusje-van-alles
die door de bomen
het bos niet ziet,
maar wel de bomen
door het bos en
Tussen licht en
schaduw lees ik
verhalen van bomen
zonder bos.

In het labyrint
ben ik
het vermiste kind.
Zonnestralen
brengen 
het bekende.
Ik wacht
bij de vogelverschikker
tot iemand me vindt.

Reacties