Lijm
Was ik maar de lijm tussen mijn vader- en moederland, de hand die de rechtse met de linkse kant, het laatste woord door iedereen gehoord, en begrepen. Had ik maar de kans gegrepen om tussen de oevers het water te splijten, zand te baggeren tot eiland waar drenkelingen naar mijn hand zouden dingen, en ik als regeerder alles door redenatie af kon dwingen. Maar ik sta alleen, op uitkijk met een verrekijker, in de hoop verder te kijken dan de diepte van de gitzwarte breuk in mijn eigen lijf. Ik reik de hand aan een ander, spoel de olie weg en zeg: "Zie mij, hoor mij, begrijp mij, maar volg mij niet. Ik ben gespleten, jij nog ongekrenkt." Je geeft me lijm, die mijn vingers tot vuisten kleeft.