Posts

Posts uit 2017 tonen

Blikvanger

Ik vang je blik in je spiegelbeeld, maar weet niet hoeveel je ziet. Ons bestaan dat elkaar even raakt, als een venndiagram waarin wij wiskundige verschillen zijn die in de tijd samenkomen. We spelen een dobbelspel, het hoogste aantal ogen is net genoeg voor een verdwijntruc. Als de trein dan stopt trekt onze verzameling uit elkaar, als cellen die zich splitsen. Ik zie je nog net knikken als ik je blik opnieuw vang door het raam, en je uit mijn gezichtsveld flitst.

Parallel

Er is een parallelle wereld waar vogels in het water vliegen terwijl wij dromen vissen te zijn, te zwemmen in de lucht. Waar honden arrogant zijn en katten plezant, met hun domme blik en lange tong wanneer ze hijgend de bal terugbrengen. Waar de spin met haar acht poten van bloem naar bloem zoemt en hoopt dat er geen vlieg in een web haar opwacht en verslindt. Waar de mens zes poten heeft en zich razendsnel voortplant, zelfs na een nucleaire ramp, terwijl kakkerlakken kankers krijgen. Er is een parallelle wereld, waar liefde overheerst en doodknuppelen elkaar stevig vastpakken betekent, zoals een moeder haar kind.

Testament

Als ik mezelf ooit vergeet, help me dan herinneren. Aan de dagen dat je me liefhad en onze eerste jaren. Hoe de wereld veranderde, hoe ons verhaal begon, herbeleef het met me tot we samen huilen. Toon me foto's van mensen die ik niet mag vergeten. Noem namen zodat ze ook bij mij blijven leven, zelfs al weet ik niet meer precies waarom het pijn doet. Een mens bestaat uit niet meer dan anekdotes, laat me ze herdenken. Wijs me op waar ik voor stond, waar mijn hart van overliep en ik mijn stem voor verhief. Laat me mijn vuisten opnieuw ballen, mijn lip trillen en me weer op een podium wanen. Als ik me strofen herinner, lees het vers met me mee. Als ik mijn wilde jaren uit mijn haren heb geslagen, zorg dan dat ik nog wel de muziek kan smaken. Als ik jouw stem vergeet, niet meer je volume weet, zing voor me. En als ik de teksten niet juist meezing, laat ze fout zijn. Verlies ik wat jij schoonheid vindt, laat me lachen. Je zal zien dat mijn glimlac...

De puurste vorm

Waarom is het zo ongelofelijk moeilijk te beginnen met een verhaal? Die eerste paar zinnen die het geheel op gang moeten trekken lijken nooit goed genoeg te zijn. Zeker niet om te beschrijven hoe een koppel ‘s ochtends wakker wordt, hoe zij zich naar hem omdraait, haar hand over zijn rug laat glijden en hem wakker maakt met een innige omhelzing en zoenen in de hals. Of hoe hij kreunend geniet van haar aanrakingen en liefst altijd zo wilde wakker worden, en haar met een kus op de neus een mooie ochtend wenst. Hij kijkt haar veelbetekenend aan, zij knikt nee, dat ze over een uur moeten vertrekken. Hij zucht, glijdt beteuterd uit bed en poedelnaakt spurt hij door de ochtendkoude de douche in, zij draait zich nog even om en luistert hoe hij de wereld wakker zingt. Wanneer hij goed en wel afgedroogd is komt hij fluitend de slaapkamer weer in en blijft plots stilstaan. Hij bekijkt haar, hoe het deken als door een interieurarchitect over haar onderbeen gedrap...

Kernreactor

Een atoombom champignonwolkt langs haar lenden omhoog. De fallout belandt in haar hoofd en even is ze haar tong verloren. Er heeft nog nooit iemand om meer kernwapens gevraagd.
Als ik schrijf zonder te kijken, durf ik wel eens fouten maken. Maar mijn handschrift blijft toch hetzelfde .

In openlucht

De koele avondbries blaast speels een haarlok in haar geopende mond, beroert haar naakt lijf met wat lijkt op duizenden zachte vingertoppen. Ze rilt haast onzichtbaar. Zwaar ademend en met gesloten ogen zoekt ze een weg naar hem, wiens handen meebewegen met de nacht, haar golven volgen. Alsof hij haar hoogtes en laagtes wil kennen, met haar zou springen wanneer de top te hoog blijkt. Tussen zijn vingers is ze niet meer dan ongebakken klei. Ze vormt zich volledig naar zijn wil.

Klein meisje

Het kleine meisje trekt snel haar hand terug. Ze heeft zich verbrand. Niet zozeer aan de vlam zelf, eerder aan de hitte die er vanaf straalt. Ze huilt zachtjes, de blaar amper te zien, de pijn eens zo intens. Niemand die wat merkt. De blaar geneest tot een hard litteken, het kleine meisje groeit op tot een jonge, sterke vrouw. Toch komt ze om de zoveel tijd dichter bij een vlam. Dan is ze weer dat kleine meisje dat huilt.

De jager

Opgejaagd wild dat stokstijf de dood in de ogen staart. De grimas van het dra voorbije leven. Haar tranen en de glimlach die nooit meer komen zal. Haar begraven hart, verloren ziel. Haar dagelijkse wandeling naar zijn schoonzoon, met bloemen in de hand. Zijn trillende handen, zijn knieval, zijn gegil, zijn tranen, zijn jacht gestaakt.

Sokkel

Hij smeekte haar "Wees mijn bondgenoot, doorheen de tijd, de eeuwen voorbij. Ik draag je op handen, laat me je sokkel zijn." Hij nam haar hand, zoende elke ring aan elke vinger, vijf per hand, en vroeg haar of zij misschien zijn vrouw wilde zijn. Haar antwoord, na zo'n stilte waarin zelfs de kleinste krekel besluit te zwijgen, was simpelweg "Nee, dankje."

Raak me

Vertel me al je fantasieën, ik wil het weten. Misschien zijn ze gelijk aan de mijne. Raak me aan, laat me voelen wat jij wilt. Raak me. Bekeer me tot jouw begeerte, en vergeef me als ik aan je verslaafd raak. Laaf mijn dorst, stil mijn honger, zelfs als ik steeds meer wil. Fluister wat in mijn oren en laat me verdrinken in ondeugende flikkering . Snoer me de mond met een zoen die me met verstomming slaat. Vergeet me en leer me opnieuw kennen, verkennen alsof het telkens weer de eerste keer was. Zing met me tot ik doof ben, wek me en verdoof me, wakker me aan en doof me als een wederkerend werkwoord. Kijk naar me, staar je blind op wat jij schoonheid vindt. Vergeef me dat ik zo veel van je wil.

Bloedroos

Hoe zij een roos was. Hoe ik vergat dat zij een roos was. En haar een hand gaf, en me prikte aan haar doorns. En hoe mijn vinger bloedde, en ik helemaal warm werd van het rode bloed dat versmolt met de rode roos . Hoe ik opnieuw   vergat dat ze een roos was. Hoe ik bloed proefde nadat ik haar zoende.

Horen, zien, zwijgen.

Ik heb littekens van eigen hand, ik toon ze u. Want de waarheid moet gekend, het verleden gebeurd. Wat je ziet zegt niks meer, de schade al lang geleden. Het waren namen, gezichten, gedrochten, gewichten aan mijn enkels. Dag in, dag uit, soms nu nog. Ademhappen, slikken, bijna stikken in woorden die later pas, wanneer ik alleen. Wanneer het ene wordt gevoeld, het andere niet meer. Horen, zien en vooral zwijgen. Doodgezwegen, onzichtbaar gebleven. Me voir comme je vous vois. Je ne suis plus moi. Caressez-moi, streel me, steel me, haal me weg en laat me onzichtbaar blijven tot zij opmerkzaam zijn, maar dat hoeft niemand te weten, gelukkig kan het niemand wat schelen. Er is een verschil tussen iets zien en het weten, en toch ben ik labiel, onnozel en debiel en het kan eigenlijk niemand wat schelen, want wat niet weet niet deert. Maar blikken spreken boekdelen en ik kijk naar mijn eigen hand- geschreven pagina's. Verhalen op stukjes vel,...

Vaarwel

Tussen lucht en aarde ergens de zee, daartussen ergens, jij. Wuif je ons uit?

Traan

Zie in mijn ooghoek de spiegeling van hoe ik meer word wat ik was. Ik ben jouw schim verteerd door scheurtjes, loop verloren in jouw gedachten. Als in de uitdrukking: Het bos door de bomen niet meer zien, ik ben blind. Ik word meer de spiegeling die ik in jouw ooghoek zie, want ik was.

Rambling

Ik wil een bloem zijn. Vriendjes zijn met grassprietjes en naar de lucht kijken, naar de zon groeien. Vertrappeld worden door een mens met hoop en dromen en wensen en ik wil een bloem zijn. Wij zijn niets meer dan wat stofdeeltjes die rondvliegen in een living van een onbewoonbaar verklaard huis. Zie je dan niet dat ik verstopt ben, dat ik niet te vinden ben, dat ik een zwart gat ben, dat jou opzuigt, dat jou meeneemt, dat jou kapot maakt, spaghetti sliertjes. Wij zijn niet meer dan wat letters. Onuitgesproken gedachten van een alarmachtig wezen dat veel te groot is voor ons om te weten dat het bestaat. We zijn slechts een verzameling woorden. Ik vertel een verhaal, maar je vormt niet het beeld dat ik vertel. Ik vraag je, ben ik zo moeilijk te vinden?

Waanzin

Het licht dat kleren doorzichtig maakt. De letters die lippen onbesproken laten. Het slissen, het stotteren Het alsmaar slikken. De angst waardoor drempels blijven groeien. De pen die dichters tot goden maakt. Het spelen, het staken. Het alsmaar staren. De blikken die toch echt mensen zien.

Volume

Met microfoon in de hand, de dichter wiens schoenen door het podium zakken. Het hoofd als spons die al het vuil absorbeert, het groentje, de meid met girlpower maar een klein hartje. Een volume bovenop knikkende knieën, een stem die soms liever zwijgt maar toch alles maar opschrijft en dan maar gewoon spreekt. Ken je dat? Die oncontroleerbare wil om zichzelf te zijn maar zich niet te veel te willen tonen, en toch telkens weer met die microfoon in de hand, zakkende schoenen, blootleggend volume.

Ik heb het verleden verbrand

Ik heb het verleden verbrand. In de assen las ik oude waarheden en een realiteit die al lang onwerkelijk is. De rook nestelde in mijn haar en ik vergat wie er toen sprak, de verhalen die vandaag nutteloos geworden zijn. Ik zag de vlammen groeien. Een vergeelde bladzijde werd verteerd en wat ik te lang vasthield schroeide uit mijn hand. Ik heb het verleden verbrand. Kijk nu in de assen waar niets nog iets is, waar een deel van mezelf stierf. Het is goed zo, het is beter zo.

Ik ben

Ik ben een vlinder waarvan de de vleugels nog in de papieren pop kleven een herfstblad dat nog niet doorheeft dat het moet vallen een autobestuurder die een stopbord als iets permanents bekijkt

Blanco

Terwijl jij vervaagt tot iets dat amper op het puntje van de tong ligt, vervaagt er iets binnenin mij. Ik kan er moeilijk de vinger opleggen, maar ik weet dat jij geschreven wordt, lijn per lijn. Terwijl je zelf het schrijven bent verleerd. Naar jou kijken is als een te sterke bril op je neus, de scherpte gaat er af en je staat er zelf van te kijken. Woorden zijn slechts klanken, knikken en knikkende knieën. Hoongelach maar dan van jezelf, wie ben je eigenlijk nog? Je schouders gaan omhoog, je mondhoeken naar beneden en triest zit je te lachen. Naar jou kijken is als door een verrekijker loeren, objects in the mirror are further than they appear, voorzichtig rijden dus. Had je maar een spiekbriefje met alle antwoorden op, voor ons. Maar, je bent het schrijven al lang verleerd.

Het Grote Gelijk

We zien je daar wel staan, op een krakkemikkige, houten toren met drie steunpilaren heen en weer zwalkend in de ijle lucht. Als in een schaakspel raas je vooruit, je wijkt niet en zeker niet van standpunt. Stampvoetend als een klein kind verplicht je tot luisteren. Dus we luisteren, onze oren zijn volledig ter uwer beschikking, maar bij wie-dan-ook denk maar niet dat we niet denken! Elk woord wordt gekauwd, herkauwd, ingeslikt of uitgespuwd. De grond ligt bezaaid met rochels die voor jou meer betekenen dan voor ons, maar blijf vooral doorgaan. Want hoe langer je bazelt, hoe meer luisteraars hun oren sluiten. We kijken naar je op, maar pas op, hoogmoed komt voor de val. En daar heb je het al! Het publiek moppert, een dappere schraapt zijn keel, stilte. De schraper begint een tegenargument, jouw mond valt open. De spanning is te snijden, er wordt op reactie gewacht, maar je kauwt zo op je woorden dat je er bijna in stikt. Je slikt. Je opent toch maar je mon...

Alice

Je trekt aan me. Je roept dat het te laat is. Ik moet je volgen, door bloemenvelden en bomen in en we vallen. Je blijft trekken. We vallen, trippen, dieper ondergronds, buitenwerelds. We vallen en landen en je blijft trekken. Is het dan zo laat op de dag dat het effectief te laat is? Ik blijf maar volgen terwijl jij blijft trekken. Tot ik vergeet en toch weet dat ik ergens te laat voor ben.