Je ogen spreken van velden vol herinnering, liefelijke madeliefjes, distels en doornen De messen in je rug als vage littekens en het hart als een te vaak gelijmde vaas Een water zo diep, je verdrinkt in de spiegeling.
Ik bel ergens aan hoor wat geslof en het openklikkende slot Voor wat is't? Norse man met bruine pantoffels Dag meneer kan ik u interesseren in wat geluk? Ik koop niet aan de deur, geen tijd. Deur dicht.
Ze zit voor het raam sigaret tussen de vingers rook cirkelt om het hoofd Ze zucht de mist een seconde weg Wat een vies weertje denkt ze. Haar sigaret sterft in de asbak.
Als een klaproos zo rood kleur jij de golven, glanzend drijven je rode haren in slierten langs het wier. Je lippen prevelen wat Ophelia's mond gebaarde. Een romantisch denkbeeld op doek en in schrift de rode klaproos als herinnering langs je graf.